Beneden klinkt muziek. Met een vaart roetsj ik de trap af. De deur van de woonkamer staat open en ik zie de rug van Noor. Ze wipt van de ene voet op de andere ...
Met een schok word ik wakker. Heel duidelijk hoor ik nu kloppen, almaar harder. Ineens houdt het op. De deur gaat open. Tergend langzaam schraapt de onderkant over de houten vloer.
‘Oma!’ ‘Emma’ Oma’s wangen zijn donzig zacht en warm. Ze ruikt naar zeep en naar oma. Haar krulletjes kietelen mijn oren. ‘Wat is dat lang geleden, hé Emma.’ Oma zet haar bril weer recht. Waar is opa? wil ik vragen. Net als altijd. Ik voel bijna zijn hand door mijn haren gaan en hoor hem ‘dag, mijn Emma’ zeggen.
Voorzichtig zette Karel een voet op de brug. De planken kraakten onheilspellend. Karel zocht steun, greep naar de leuning. Iets wiebelde onder zijn hand, hij loste zijn greep en een ogenblik later viel de leuning in het water. Vliegensvlug krabbelde hij achteruit.
“Hanne, wat een kanjer van een doos,” roept mama. “Wat ga je daarmee doen?” “Ik wil… ik kan… ik zal…” Hanne knippert met haar ogen. “Ik maak iets van die doos.” Mama fronst haar voorhoofd. “Wat wil je van die doos maken, Hanne?”