De doos van Hanne
Uit: De doos van Hanne
“Hanne, wat een kanjer van een doos,” roept mama. “Wat ga je daarmee doen?”
“Ik wil… ik kan… ik zal…” Hanne knippert met haar ogen. “Ik maak iets van die doos.”
Mama fronst haar voorhoofd. “Wat wil je van die doos maken, Hanne?”
“Ik stop er mijn speelgoed in,” zegt ze vlug.
“Goed idee, Hanne,” zegt mama. “Zet de doos in de winkelwagen.”
Hanne trekt de wagen. Mama duwt de wagen. Samen steken ze de parkeerplaats over.
De wind blaast de doos uit de wagen en pakt haar een eind mee.
“Mijn doos!” roept Hanne.
“Ha, een doos.” Een vrouw op hoge, witte schoenen heeft de doos in haar hand.
“Een handige doos,” keurt ze. “Met een deksel. Net goed om mijn poes naar de dierenarts te brengen.”
“Het is mijn doos,” zegt Hanne ferm.
“De wind heeft haar van onze winkelwagen geblazen,” helpt mama haar.
“Oh ja?” De vrouw kijkt Hanne vanuit de hoogte aan. “Ik zoek wel iets anders.”
Ze haalt haar schouders op en laat de doos zomaar op de grond vallen.
Hanne pakt de doos vast en sleept haar voetje voor voetje naar de auto.