Duizend madeliefjes voor Saar

Uit: Duizend madeliefjes voor Saar

Buiten ruikt het naar natte aarde. De wolken hebben oranje randjes. Af en toe glijdt een zonnestraal naar beneden.
“Kijk Saar, de zon wil graag schijnen,” zeg ik en ik wijs naar de lucht.
“Zzzon, zzzon,” zoem ik.
“Sj, sj, sj,” doet Saar.
Er komen belletjes spuug op haar lippen.
Ik loop naar het berghok en haal de bal eruit.
“Zullen we met de bal spelen?”
Saar wipt op en neer. Haar tanden schuren over elkaar.
“Vangen,” roep ik en ik werp haar de bal toe.
Maar Saar vangt de bal niet. Haar armen zijn gekruist voor haar borst en ze kijkt naar beneden. De bal botst tegen haar hoofd.
“Grsj,” gromt ze.
“Saar, je moet je armen open maken,” zeg ik. “Zo.”Ik spreid mijn armen. “En dan vangen.” Ik sluit mijn armen.
Ze begrijpt het niet. Voorzichtig maak ik haar armen los en leg de bal in haar handen. Ze houdt hem vast tussen haar vingertoppen, heel even, dan valt de bal op de grond en stuitert over het terras.
“Sj,” doet ze, “sj.”
“Bal,” zeg ik.
“Sj, sj.”
“Bal.”
Ik voel warmte in mijn rug en kijk omhoog. De wolken drijven uit elkaar. In de lucht hangt een gele bal.
“Zon?” vraag ik.
“Sj, sj,” sputtert Saar. Maar het woord wil niet uit haar mond. Ze kijkt naar boven en sluit haar ogen.
Samen lopen we naar de bank. De bal ligt tussen mijn voeten op de grond. Ik geef hem een trap en hij rolt langzaam weg.
Ik vind het niet erg dat Saar niet kan ballen. We zitten lekker samen in de zon. Morgen leer ik het haar wel opnieuw.